Quilttermen vertaald naar gewoon Nederlands

Als beginnende quilten dacht je misschien dat quilten betekent dat je simpel wat vierkantjes aan elkaar naait. Maar als je jezelf erin gaat verdiepen vliegen de quilttermen je opeens om de oren: fat quarters, eight quarters, inches, in de ditch quilten en ga zo nog maar even door. Veel termen zijn in het Engels, doordat er in de Verenigde Staten heel veel wordt gequilt. De meeste materialen en stoffen komen daar ook vandaan. In deze blog zal ik proberen de meest voorkomende quilttermen voor je te vertalen naar normaal Nederlands. Het zijn er veel, en het is ondoenlijk om alle termen in één blog uit te leggen, maar ik ga een goede poging doen.

 Charmpack - Marlies Mansveld Online Quiltacademie

Stofmaten

We beginnen met de stofmaten. Standaard stofbreedte van quiltstoffen is 110 cm. Dat is sowieso goed om te weten. Daarnaast werken ze in de Verenigde Staten in inches en yards in plaats van centimeters en meters. Een yard is omgerekend ongeveer 90 cm. Een fat quarter is een kwart van een yard, alleen dan niet in de lengte. De yard is eerst door de helft gedaan (dus ongeveer 45 cm x 110 cm) En daarna nog een keer in de breedte doormidden. Een fat quarter is dus normaal gesproken ongeveer 45 x 55 cm. In Nederland wordt er soms gemakshalve een Fat kwart meter van gemaakt (50 x 55 cm). Een fat eight is een halve fat quarter, dus 27,5 x 45 cm. Daarnaast bestaan er nog voorgesneden stoffen. Quiltstoffen worden ontworpen in series. Elk seizoen komen er een aantal nieuwe stoffenlijnen uit. Daarvan worden vaak bundeltjes met voorgesneden stoffen gemaakt waarbij elke stof uit een bepaalde stoffenlijn er minstens één keer in zit. Dat kunnen Fat quarter of fat eight bundels zijn, maar er zijn nog een aantal standaard formaten. Zo heb je jelly rolls (lange stroken van 2,5 inch (ongeveer 6 cm) x de stofbreedte oftwel 110 cm) opgerold tot een rol. Vaak zitten er rond de 40 repen in een jelly roll. Een charmpack is een stapel vierkantjes van 5 x 5 inch (ongeveer 12,5 x 12,5 cm) en bij layer cakes zijn de vierkanten 10 x 10 inch (ongeveer 25 x 25 cm).

Quilttop

Even voor de duidelijkheid nog het verschil tussen patchwork en quilten. Patchwork is het aan elkaar naaien van kleine lapjes (patches in het Engels), daarmee maak je een quilttop. Eventueel kun je natuurlijk nog applicaties en andere verfraaiingen toevoegen. Met quilten wordt eigenlijk bedoelt dat je de drie lagen van de quilt (de quilttop, tussenvulling en achterkant) aan elkaar naait.   Doorquilten - Marlies Mansveld Online Quiltacademie

Doorquilten/doorpitten/machinaal quilten/freemotion quilten/uit de vrije hand quilten

Allemaal termen waarmee wordt bedoeld dat je de drie lagen aan elkaar naait. Doorpitten is een term die vaak door handquilters wordt gebruikt. Freemotion quilten/quilten uit de vrije hand zijn termen waarmee wordt bedoeld dat je de quilt doorquilt met de naaimachine. Door het ondertransport uit te zetten kun je mooie patronen maken.

Meanderen

Het meanderpatroon is één van de vele patronen waarmee een quilt kan worden doorgequilt. Het meanderpatroon is vooral populair bij beginnende quilters, maar kan ook later in combinatie met andere patronen gebruikt worden.

In de stitch quilten

In het Nederlands wordt dit ook wel in de naad quilten genoemd. Feitelijk heb je het hier ook over doorquilten. Je naait precies in de patchworknaadjes, waardoor je stiksel niet opvalt. Dit wordt vaak gedaan om de drie lagen te stabiliseren, zodat ze niet verschuiven als je de quilt uit de vrije hand gaat doorquilten met mooie patronen.

Quilt as you go

Normaal gesproken maak je eerst de quilttop en ga je daarna de drie lagen doorquilten. Je kunt echter ook kiezen om de quilt blok voor blok te maken. Je voegt dan eerst tussenvulling en achterkantstof toe aan het blok en quilt hem door. Daarna zet je de afzonderlijk gequilte blokken aan elkaar met de quilt as you go methode.

   Tussennvulling - Marlies Mansveld Online Quiltacademie

Quiltvulling/batting/tussenvulling/tussenvlies

In (online) quiltwinkels kun je speciale vulling kopen voor je quilt. In stoffenwinkels wordt vaak fiberfill verkocht. Meestal is de kwaliteit hiervan veel slechter dan van echte quiltvulling. Dat zorgt ervoor dat de quilt minder lang mooi blijft en het doorquilten van fiberfill is veel lastiger van met goede vulling.

Binding

Afwerkbies die je om je quilt maakt na het doorquilten.

Ophangtunnel

Een ophangtunnel maak je met een strook stof aan de achterkant van je quilt. Daar kun je een lat of een roede doorhalen om je quilt aan op te hangen.

Label

Veel quilters maken een label aan de achterkant van hun quilt. Daarop kun je de naam van de quilt, de naam van de maker of juist de naam van de ontvanger (als het cadeau is) zetten.

Paper piecing

Er bestaan allerlei technieken om patchwork te maken. Zo zijn er ook twee paper piecing methodes. Bij English paper piecing maak je sjablonen van papier. Je vouwt de stof eromheen en naait daarna de stukjes aan elkaar. De papiertjes verwijder je achteraf. Bij foundation paper piecing naai je met de naaimachine stofjes op de lijnen van een patroon. Achteraf wordt het papier weggescheurd.

Fusible

Fusible is de Engelse term voor opstrijkbaar. Er wordt een plaklaag geactiveerd door de warmte. Zo bestaan er fusible tussenvullingen en kun je ook een fusible gebruiken voor applicaties. In Nederland wordt vaak Vliesofix gebruikt.   Wat denk je? Heb ik hiermee de meest voorkomende termen verklaard of ben ik er nog wat vergeten? Laat het me hieronder weten als ik nog iets ben vergeten, dan kan ik ze eventueel nog toevoegen. 

Reactie plaatsen